Aftrekposten:
Bepaalde uitgaven die je van je inkomen mag afhalen, waardoor je
uiteindelijk minder belasting hoeft te betalen.
BBP:
De waarde van alle productie in een land.
Denivellering:
De verschillen tussen hoge en lage inkomens worden groter.
Draagkrachtbeginsel:
Mensen met een hoger inkomen betalen in verhouding meer belasting dan
mensen met een lager inkomen. De sterkste schouders, dragen de zwaarste
lasten.
Economische groei:
De toename van de totale productie in een land.
Eigenwoningforfait:
Het bedrag dat je bij je inkomstenbelasting moet optellen als je een
koophuis hebt. Hierdoor moet je wat meer belasting betalen.
Fiscus:
De belastingdienst.
Heffingskorting:
De korting die je krijgt op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting
moet betalen.
Inkomstenbelasting:
Belasting die je over je inkomen moet betalen. |