| Een bedrijf verkoopt 180 boeken voor € 7,50 per stuk. De inkoopprijs per boek is € 4,00. Bereken de brutowinst: | | |
| Een kledingwinkel verkoopt in een maand 165 spijkerbroeken voor € 79,95 per stuk. De inkoopprijs per broek is € 24,00. Bereken de brutowinst: | | |
| Een bouwmarkt heeft in een week een afzet van 1.100 boormachines. Per stuk kost een boormachine € 49,98. De inkoopprijs per boormachine is € 19,95. Bereken de brutowinst: | | |
| De kantinejuf verkoopt in de pauze 125 zakjes chips voor € 0,75 per stuk. De inkoopprijs per zakje is € 0,35. Bereken de brutowinst: | | |
| Een ijscoverkoper verkoopt tijdens de warmste dag van het jaar op het overvolle strand maarliefst 7.500 ijsjes voor € 1,75 per stuk. De inkoopprijs per ijsje is € 0,85. Bereken de brutowinst: | | |
| De afzet van een winkel is 7.000 stuks en de verkoopprijs is € 1,85. De inkoopprijs per stuk is € 0,85. Bereken de brutowinst: | | |
| De ski-winkel verkoopt 6.000 paar ski's tijdens de winter voor € 252,50 per paar. De inkoopprijs per paar is € 125,00. Bereken de brutowinst: | | |
| In een supermarkt worden per dag 15.000 pakken melk verkocht voor € 0,85 per pak. De inkoopprijs per pak is € 0,35. Bereken de brutowinst: | | |