| 1. Je gaat op vakantie naar Denemarken en wil graag € 250,- omwisselen in Deense Kronen. Hoeveel DKK krijg je van de bank? | | |
| 2. Je oom is net terug uit Amerika en gaat er nooit meer heen zegt hij. Hij geeft je 15 biljetten van $ 1,- verder krijg je één biljet van $ 2,- en tien biljetten van $ 20,-. Omdat je snel geld nodig hebt, wissel je alles om in euro's bij de bank. Hoeveel € krijg je van de bank? | | |
| 3. Voor de vakantie naar Turkije wissel je € 45,- om in Turkse Lira. Hoeveel TRY krijg je van de bank? | | |
| 4. Voor je spreekbeurt had je bankbiljetten uit Zwitserland nodig. Na je spreekbeurt verkoop je ze terug aan de bank. Je had een briefje van CHF 100,- en twee van CHF 20,-. Hoeveel euro krijg je van de bank? | | |
| 5. Voor een weekend Londen wil je € 200,- omwisselen in Engelse Ponden. Hoeveel GBP krijg je van de bank? | | |
| 6. Onder je matras vind je een bankbiljet van TRY 100,-. Je hebt geld nodig en wisselt het om bij de bank voor euro's. Hoeveel euro krijg je voor het bankbiljet van 100 Turkse Lira? | | |
| 7. Je nichtje gaat een jaar studeren in Amerika. Om de eerste dagen door te kopen wisselt ze € 500,- om naar dollars. Hoeveel USD geeft de bank haar? | | |
| 8. Helaas ging de vakantie niet door en heb je alle Deense Kronen voor niks gekocht. Je neef heeft wel wat Deense Kronen overgekocht. Je hebt zelf nu nog DKK 1.100 die je terug brengt naar de bank. Hoeveel geeft de bank je voor DKK 1.100 terug? | | |
| 9. Je buurman gaat voor zijn werk drie dagen naar Manchester en wil voor € 220,- aan Engelse Ponden kopen. Hoeveel GBP krijgt hij? | | |
| 10. Je wisselt bij de bank € 519,- om naar Amerikaanse dollars. Hoeveel USD krijg je? | | |
