|
Paragraaf 1: Waar
kies je voor?
Iedereen heeft allerlei behoeften, zo moet je iedere dag eten en
drinken. Als je ziek bent heb je medicijnen nodig en heel veel mensen
vinden hun mobiele telefoon belangrijk.
Er zijn twee soorten behoeften: primaire behoeften en
secundaire behoeften.
Primaire behoeften (basisbehoeften) zijn behoeften zijn
belangrijk om in leven te blijven. Denk hierbij aan eten en drinken,
woonruimte, medische zorg en woonruimte.
Iedereen heeft ook behoefte aan luxe goederen. Deze maken het
leven makkelijker, maar zijn niet noodzakelijk. Dit noemen we
secundaire behoeften. Voorbeelden zijn hiervan: vakantie, computer
en bijvoorbeeld chips.
Behoeften kunnen ook veranderen bij mensen, zo heb jij geen behoefte aan
een rollator maar je oma waarschijnlijk wel. Andersom kan ook
natuurlijk. Een smartphone is voor jongeren heel belangrijk maar voor de
meeste ouderen niet.
In de economie heeft men het vaak over middelen. Dit zijn
bijvoorbeeld: geld, tijd en bezittingen. Als je veel middelen hebt, kun
je in veel behoeften voorzien. Je hebt dan een grote welvaart.
Om in je behoeften te voorzien kun je consumeren. Je gaat dan
goederen en diensten kopen om in je behoeften te voorzien. Iemand die
consumeert noemen we een consument. Omdat je niet altijd genoeg
geld hebt zul je moeten kiezen. Je gaat dan prioriteiten stellen,
oftewel kiezen wat je het belangrijkste vindt.
In de economie is een product schaars, als er een offer of
inspanning moet worden geleverd om het goed te maken.
Omdat er inspanningen voor de productie moeten worden geleverd, kosten
schaarse goederen geld. Brood bijvoorbeeld is volop verkrijgbaar, maar
is volgens de economie een schaars goed. |
|