Consumentensurplus en producentensurplus oefenen en berekenen economie

Vul de ontbrekende woorden in.

Tweet

consumentensurplus producentensurplus berekenen oefenen uitleg economie vraaglijn aanbodlijn
1. De vraaglijn is de lijn die de kleur heeft.
2. De aanbodlijn heeft de kleur .
3. Als de prijs van het product op de deze markt precies € 0,- is zullen de consumenten producten willen kopen.
4. Vanaf een prijs van € ,- zullen de producenten op deze markt hun product willen gaan verkopen.
5. De maximale prijs die de consumenten bereid zijn te betalen is € ,- per stuk.
6. De evenwichtsprijs (of marktprijs) op deze markt is precies € ,-
7. Bij de evenwichtsprijs die geldt, zullen er producten verhandeld worden.
8. Het producentensurplus is de driehoek in de afbeelding met de kleur .
9. Het consumentensurplus is de driehoek met de kleur .

Om het consumentensurplus te berekenen moet je eerst het verschil nemen tussen de maximale prijs die de consument wil betalen en de evenwichtsprijs. Vervolgens vermenigvuldig je dit met de evenwichtshoeveelheid. Tot slot deel je het antwoord door twee. Dit moet omdat het consumentensurplus een driehoek is en geen vierkant.

10. Het verschil tussen de maximale prijs die de consument wil betalen en de evenwichtsprijs is € ,-
11. De evenwichtshoeveelheid is nog steeds stuks
12. De vorige twee antwoorden vermenigvuldigen levert € ,- als antwoord.
13. Het vorige antwoord delen door twee is de waarde van het consumentensurplus. Dit is € ,-

Om het producentensurplus te berekenen moet je eerst het verschil nemen tussen de evenwichtsprijs en de minimale prijs die de producent wil ontvangen. Vervolgens vermenigvuldig je dit met de evenwichtshoeveelheid. Tot slot deel je het antwoord door twee. Dit moet omdat het consumentensurplus een driehoek is en geen vierkant.

14. Het verschil tussen de maximale prijs die de producent wil ontvangen en de evenwichtsprijs is € ,-
15. De evenwichtshoeveelheid is nog steeds stuks
16. De vorige twee antwoorden vermenigvuldigen levert € ,- als antwoord.
17. Het vorige antwoord delen door twee is de waarde van het consumentensurplus. Dit is € ,-

Het totale surplus bestaat uit de optelsom van het consumentensurplus en het producentensurplus.

18. Het totale surplus is in deze opgave € ,-