1. Als je een product koopt, moet het product bij normaal gebruik functioneren. | | |
2. Op een product moet staan wat er in zit en tot welke datum iets houdbaar is. | | |
3. Als door een defect product de fabrikant moet betalen voor de aangerichte schade. | | |
4. Verkopen aan de deur. | | |
5. Regels om de koper, die de zwakkere partij is, te beschermen. | | |
6. Als je iets in een
internetwinkel hebt gekocht, geldt deze wet. Zo moet een webwinkel ook
verplicht de algemene voorwaarden duidelijk zichtbaar op de website tonen. | | |
7. De wet die geldt als je iets op een
verkoopfeestje hebt gekocht. Je kunt dan denken aan een Tupperware-party. | | |
8. De instantie die toezicht houdt op de naleving van de Warenwet. | | |
9. De macht die consumenten hebben door producten juist wel of niet te kopen | | |
10. De wet die onder andere voorschriften over voedsel en bijvoorbeeld speelgoed voorschrijft.
Het gaat hierbij over gezondheid en veiligheid. | | |