Goederen, diensten of beiden?

Kies het juiste begrip.

Tweet

1. De diagnose die de dokter vaststelt.
2. De medicijnen die een dokter meegeeft.
3. De monteur heeft een nieuwe uitlaat gemonteerd.
4. Het kaartje van een mooie film die je zag in de bioscoop.
5. De kapper maakt een mooi kapsel bij Anita en geeft haar een fles speciale conditioner mee voor de verzorging van haar haar.
6. Je koopt een hamer in de bouwmarkt.
7. De leraar geeft goed les.
8. De ICT afdeling maakt een back-up van het computer netwerk.
9. De groentenman verkoopt je een krop sla en geeft ook nog extra kookadvies.
10. De postbode bezorgt je speciaal bestelde nieuwe mobiele telefoon.