Industrie, dienstverlenend of een agrarisch bedrijf?

Kies het juiste begrip.

Tweet

1. In een fabriek maakt men computeronderdelen.
2. Een boer oogst tarwe van het land.
3. Een kapper knipt je haar.
4. De fietsenmaker plakt je fietsband die lek is.
5. De arbeiders maken dozen in de dozenfabriek.
6. De makelaar verkoopt het huis wat je te koop hebt gezet.
7. Bert werkt bij een bedrijf dat wasmachines maakt op de productieafdeling.
8. Sjors is imker en met zijn bijen maakt hij honing.
9. Anette is ober in een restaurant.
10. Piet werkt op een vissersboot die haring vangt.