Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven de Nederlandse economie

antwoorden

 
       
   
       
 

terug naar de Nederlandse economie

terug naar Index havo

 
     
 

Index
De Nederlandse economie havo
Samenvatting hoofdstuk 3: Het nut van de overheid deel 5

 
     
 

Overdrachtsinkomen is geld dat werkenden afdragen en de overheid vervolgens gebruikt om sociale uitkeringen en sociale voorzieningen te betalen. Overdrachtsinkomens ontvang je zonder
een bijdrage te leveren aan de productie. Je ontvangt het dus zonder dat er een prestatie tegenover staat in de vorm van het verrichten van arbeid of het ter beschikking stellen van kapitaal of natuurlijke hulpbronnen.

Overheidsbesteding: Kopen van goederen en diensten door de overheid. Bijvoorbeeld: wegen, scholen en ambtenarensalarissen.

Veranderingen in het nationaal inkomen ontstaat door verandering in de vraag en besteding, hierdoor golft de economie, de ene keer gaat het erg goed, de andere keer minder. Dit noemen we de conjunctuurgolf.

Laagconjunctuur= Het nationaal inkomen stijgt minder hard dan de trend. Dit komt door te lage bestedingen.

Hoogconjunctuur= Het nationaal inkomen stijgt harder dan de trend.  Dit komt door te veel bestedingen!, te weinig productiecapaciteit, prijzen stijgen hierdoor!)

Conjunctureel is de vraagkant van de economie, als de vraag veranderd, dan verandert het nationaal inkomen. Dit is allemaal op korte termijn. Op de lange termijn moet de economie (nationaal inkomen) groeien

De trendlijn geeft de groei van het nationaal inkomen aan. De trendlijn groeit door: het verbeteren van de  productiecapaciteit, betere scholing en betere arbeidsverdeling.

Structureel= lange termijn= aanbodkant= manier van produceren!!!!

Conjunctureel: korte termijn, vraagkant, gaat over bestedingen en de productiecapaciteit is constant.

Structureel: lange termijn, aanbodkant, manier van produceren en de productiecapaciteit neemt toe.

Het begrotingstekort is het tekort op de rijksbegroting. Het financieringstekort is het begrotingstekort min de (herleenbare) aflossing op de staatsschuld. Staatsleningen zijn leningen die zijn afgesloten door de staat op de kapitaalmarkt. Degenen die meedoen aan een staatslening kopen staatsobligaties. Lenen door de overheid kan zorgen voor een stijging van de rentestand. Hierdoor kunnen de rentekosten stijgen en daarmee de verkoopprijzen.

De staatsschuld is al het geld dat de overheid in de loop der jaren heeft geleend, verminderd met de bedragen die daar al van zijn afgelost.

De staatsschuldquote is de staatsschuld uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product. Deze bereken je als volgt:

Staatsschuldquote = Staatsschuld ÷ nationaal inkomen (of BBP) x 100%