|
Totale bestedingen (effectieve vraag):
De totale vraag naar goederen en diensten van consumenten,
bedrijven, overheid en het buitenland.
Productiecapaciteit:
De maximale hoeveelheid producten dat een bedrijf kan maken. De
productiecapaciteit wordt bepaald door het aantal mensen in dienst
en de hoeveelheid machines in een bedrijf.
Onderbesteding (laagconjunctuur):
Situatie waarbij de consumenten minder willen kopen dan er kan
worden geproduceerd.
Conjuncturele werkloosheid:
Werkloosheid die ontstaat door minder verkoop van goederen en
diensten.
Kapitaalgoederenvoorraad:
De hoeveelheid machines.
Overbesteding (hoogconjunctuur):
Situatie waarbij de consumenten meer willen kopen dan er kan worden
geproduceerd.
Bestedingsevenwicht:
De situatie waarbij de effectieve vraag gelijk is aan de
productiecapaciteit.
Conjunctuur (conjunctuurgolf):
Schommelingen van het niveau van de bestedingen ten opzichte van de
productiecapaciteit.
Trend (trendmatige groei):
De trend is de meest evenwichtige groei van de conjunctuur.
Economisch herstel:
Situatie waarbij de bestedingen weer toenemen.
Recessie:
Het nationaal inkomen groeit minder hard dan de trend. |
|