Stabiliteitspact:
Verdrag dat is gesloten bij de oprichting van de EMU om economische convergentie
in het eurogebied te bereiken.
Begrotingstekort (overheidstekort):
Als de overheid meer geld uitgeeft dan ze ontvangt.
Staatsschuld (overheidsschuld):
De totale waarde van de leningen die de overheid heeft gedaan.
Aflossing op de staatsschuld:
Afbetalingen van de schuld van de staat.
Staatsschuldquote:
De staatsschuld delen door het nationaal inkomen.
Conjunctuur (conjunctuurcyclus):
Schommelingen van het niveau van de bestedingen ten opzichte van de
productiecapaciteit.
Procyclisch conjunctuurbeleid:
Het beleid van de overheid dat de conjunctuurgolf versterkt.
Anticyclisch conjunctuurbeleid:
Het beleid van de overheid dat de conjunctuurgolf afzwakt.
Automatische conjunctuurstabilisatoren:
Mechanismen in het overheidsbeleid die zorgen voor een stabieler verloop van de
conjunctuur. Voorbeelden zijn uitkeringen en de progressieve belastingen.
Convergentie:
Landen groeien economisch naar elkaar toe.
Divergentie:
Landen groeien economisch uit elkaar.
Uitgestelde betalingen:
De belastingheffing uitstellen naar de toekomst. |