Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven geldzaken

antwoorden

 
       
   
       
 

terug naar geldzaken

terug naar lesbrieven

 
     
 

Lesbrieven LWEO
Lesbrief Geldzaken havo
Begrippen hoofdstuk 2:
Het ontstaan van munten

 
     
 

Arbeidsdeling:
Het verdelen van het werk over verschillende personen. Doel is een hogere arbeidsproductiviteit. Omdat iedereen een eigen taak heeft kan er sneller en meer productie plaatsvinden. Zo heb je in een supermarkt allerlei verschillende taken en beroepen: caissières, slager, bakker, vakkenvullers, emballagemedewerker en bedrijfsleider.

Directe ruil (ruil in natura):
Goederen (of diensten) ruilen voor goederen (of diensten). Bij directe ruil gebruik je GEEN geld.

Dubbele standaard:
Muntstelsel waarbij de waarde van de munt bepaald wordt door twee factoren. Meestal zijn dit de goudprijs en de zilverprijs.

Fiduciair geld:
Fiduciair geld is geld dat zijn waarde niet ontleent aan het materiaal waaruit het gemaakt, maar aan het vertrouwen dat er goederen en diensten mee gekocht kunnen worden.

Indirecte ruil:
Ruil waarbij je geld gebruikt.

Intrinsieke waarde van geld:
De intrinsieke waarde is gelijk aan de waarde van het materiaal waar het geld van gemaakt is.

Nominale waarde van geld:
De extrinsieke waarde of nominale waarde is gelijk aan de waarde die op het geld gedrukt staat.

Standaardmunten (volwaardige munten):
Munten waarbij de intrinsieke waarde gelijk is aan de nominale waarde.

Tekenmunten (intrinsiek onvolwaardige munten):
Munten die worden gegarandeerd door de overheid. Ze kunnen op elk gewenst moment worden omgewisseld in standaardmunten. Deze munten voldoen aan de wettelijke verplichting dat ze als betaalmiddel moeten worden geaccepteerd. Tekenmunten hebben een intrinsieke waarde die lager is dan de nominale waarde.

     
 

gratis! examentraining

eindexamenpagina.nl

 
       
   
       
 

disclaimer & contact

home