|
Arbeidsdeling:
Het
verdelen van het werk over verschillende personen. Doel is een hogere
arbeidsproductiviteit. Omdat iedereen een eigen taak heeft kan er
sneller en meer productie plaatsvinden. Zo heb je in een supermarkt
allerlei verschillende taken en beroepen: caissières, slager, bakker,
vakkenvullers, emballagemedewerker en bedrijfsleider.
Directe ruil (ruil in natura):
Goederen (of diensten) ruilen voor goederen
(of diensten). Bij
directe ruil gebruik je GEEN geld.
Dubbele
standaard:
Muntstelsel waarbij de waarde van de munt bepaald wordt door twee
factoren. Meestal zijn dit de goudprijs en de zilverprijs.
Fiduciair
geld:
Fiduciair
geld is geld dat zijn waarde niet ontleent aan het materiaal waaruit
het gemaakt, maar aan het vertrouwen dat er goederen en diensten mee
gekocht kunnen worden.
Indirecte
ruil:
Ruil waarbij je geld gebruikt.
Intrinsieke
waarde van geld:
De intrinsieke waarde is gelijk aan de waarde van het materiaal waar
het geld van gemaakt is.
Nominale
waarde van geld:
De extrinsieke waarde of nominale waarde is gelijk aan de waarde die op
het geld gedrukt staat.
Standaardmunten
(volwaardige munten):
Munten waarbij de intrinsieke waarde gelijk is aan de nominale waarde.
Tekenmunten
(intrinsiek onvolwaardige munten):
Munten die worden gegarandeerd door de overheid. Ze kunnen op elk
gewenst moment worden omgewisseld in standaardmunten. Deze
munten voldoen aan de
wettelijke verplichting dat ze als betaalmiddel moeten worden
geaccepteerd. Tekenmunten hebben een intrinsieke waarde die lager is
dan de nominale waarde. |
|