Bestedingsinflatie:
Prijsstijging die ontstaat als de bestedingen groter zijn dan de
productiecapaciteit.
Budgetonderzoek:
Onderzoek naar het uitgavenpatroon van
gezinnen.
Centraal
bureau voor de de statistiek (CBS):
Het
Centraal Bureau voor de Statistiek is in Nederland de instantie waar de
verzameling en publicatie van de statistieken voor de overheid en
bedrijfsleven worden gedaan.
Consumentenprijsindex
(CPI):
De
consumentenprijsindex (CPI) geeft de gemiddelde prijsstijging aan van
een pakket goederen dat door een gezin gekocht wordt. Deze
prijsstijging wordt uitgedrukt ten opzichte van het basisjaar.
Deflatie:
Daling van de prijzen.
Geïmporteerde
kosteninflatie:
Hogere prijzen door gestegen kosten van ingevoerde
grondstoffen.
Geïndexeerd:
Het meestijgen met de inflatie van bijvoorbeeld lonen en pensioenen.
Hyperinflatie:
Extreem hogere prijzen.
Inflatie:
Stijging van de prijzen.
Kosteninflatie:
Hogere prijzen die ontstaan door het doorberekenen van hogere
productiekosten.
Kruipende
inflatie:
Een lichte stijging van de prijzen.
Loonkosteninflatie:
Hogere prijzen die ontstaan door het doorberekenen van de
hogere loonkosten.
Nominale
loon:
Je loon in euro's.
Overbesteding
(hoogconjunctuur):
Situatie waarbij de consumenten meer willen kopen dan er kan worden
gemaakt.
Reëel
inkomen (= koopkracht van het inkomen):
De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
Waardevast:
De pensioenen en uitkeringen stijgen evenveel als het
inflatiepercentage.
Welvaartsvast:
De pensioenen en uitkeringen stijgen evenveel als de gemiddelde
stijging van de CAO-lonen. |