Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven markt en overheid

antwoorden

 
       
   
       
 

terug naar markt en overheid

terug naar lesbrieven

 
     
 

Lesbrieven LWEO
Lesbrief Markt en overheid havo
Begrippen hoofdstuk 3: Oligopolie en monopolistische concurrentie

 
     
 

Marktaandeel:
Marktaandeel is het aandeel dat een aanbieder van een goed of dienst heeft in de totale afzet of in de totale omzet op de betreffende markt over een bepaalde periode.

Oligopolie:
Een oligopolie is een marktvorm waarin een product door slechts een paar grote aanbieders wordt aangeboden.

Schaalvoordelen:
Financiële voordelen die ontstaan door een hoger productieniveau.

Monopolie:
Een monopolie bestaat waar er slechts één leverancier van een product of de dienst zijn. Dit staat de leverancier toe om hogere prijzen aan te rekenen dan als er de concurrentie was.

Verzonken kosten:
Kosten die onmogelijk terugverdiend kunnen worden.

Octrooi (patent):
Een patent of octrooi is een exclusief recht tot het industrieel maken of verkopen van een product of anderszins het exploiteren van een uitvinding.

Prijzenoorlog:
Situatie waarin ondernemingen binnen een bepaalde sector elkaar beconcurreren door prijsverlagingen door te voeren om een groter marktaandeel te krijgen.

Duopolie:
Een duopolie is een markt die slechts twee leveranciers hebben, of een markt die door twee leveranciers wordt overheerst zodanig dat zij gezamenlijk prijzen controleren.

Marktgedrag:
De verschillende strategieën die bedrijven kiezen in hun strijd met andere bedrijven om het marktaandeel groter te maken.

Productdifferentiatie:
Als een onderneming voor een in de ogen van de afnemers identiek product
op verschillende tijdstippen of in verschillende omstandigheden verschillende prijzen hanteert.

Heterogeen product:
Goederen en diensten die in de ogen van de kopers anders zijn dan de producten van andere aanbieders.

Homogeen product:
Goederen en diensten die in de ogen van de klant exact hetzelfde zijn als de producten van andere aanbieders.

Substitutiegoederen:
Goederen die elkaar kunnen vervangen. De consument let bij aankoop alleen op de prijs van het te kopen product.

Kartel:
Een kartel is een afspraak tussen twee of meer bedrijven om de concurrentie te beperken. Bedrijven kunnen  afspraken maken om hun producten onder een bepaalde prijs te verkopen. Dit is nadelig voor de consument, omdat prijsafspraken er voor zorgen dat de consument te veel voor een product moet betalen.

Homogeen oligopolie:
De marktvorm waarbij de beperkte hoeveelheid aanbieders producten aanbieden die in de ogen van de klanten identiek zijn.

Homogeen duopolie:
Een homogeen duopolie is een markt die slechts twee leveranciers hebben, of een markt die door twee leveranciers wordt overheerst zodanig dat zij gezamenlijk prijzen controleren. Ze produceren beide een identiek product.

Heterogeen oligopolie:
De marktvorm waarbij de beperkte hoeveelheid aanbieders producten aanbieden die in de ogen van de klanten verschillend zijn.

Prijsleider:
De producent die op een markt de prijs bepaalt.

Monopolistische concurrentie:
Monopolistische concurrentie is een marktvorm die zowel een kenmerk heeft van een monopolie als van volledige mededinging. Bij monopolistische concurrentie zijn er namelijk veel aanbieders (als bij volledige mededinging), terwijl deze aanbieders via marketing hun product enigszins heterogeen maken waardoor merktrouw van de consument kan ontstaan. Veel ruimte voor prijsbeleid is er niet op de markt van monopolistische concurrentie want de klant kan relatief gemakkelijk overstappen naar een concurrent.

Prijszetter:
Producent die de geproduceerde hoeveelheid en de prijs zelf vaststelt.

     
 

gratis! examentraining

eindexamenpagina.nl

 
       
   
       
 

disclaimer & contact

home