Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven verdienen en uitgeven

antwoorden

 
       
   
       
 

terug naar verdienen en uitgeven

terug naar lesbrieven

 
     
 

Lesbrieven LWEO
Lesbrief Verdienen en uitgeven havo
Begrippen hoofdstuk 5: Slechte tijden

 
     
 

Conjunctuur (conjunctuurgolf):
Schommelingen van het niveau van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.

Recessie:
Economische groei die lager is dan de trendmatige groei

Depressie:
Afname van de economie, krimp.

Conjunctuurindicatoren:
Aanwijzingen die iets zeggen over het verwachte conjunctuurontwikkeling.

Consumentenvertrouwen:
De verwachtingen van consumenten over de ontwikkeling van de economie.

Geaggregeerde vraagcurve:
Het verband tussen het prijspeil en de gevraagde hoeveelheid goederen en diensten.

Geaggregeerde aanbodcurve:
Het verband tussen het prijspeil en de aangeboden hoeveelheid goederen en diensten.

Geaggregeerde vraag:
De totale hoeveelheid goederen en diensten die consumenten, producenten en overheid willen kopen.

Geaggregeerde aanbod:
De totale hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven willen produceren en verkopen.

Prijsrigiditeit:
De prijzen kunnen op de korte termijn niet gewijzigd worden.

Anticyclisch conjunctuurbeleid:
Het beleid van de overheid dat de conjunctuurgolf afzwakt.

Procyclisch conjunctuurbeleid:
Het beleid van de overheid dat de conjunctuurgolf versterkt.

Ingebouwde stabilisator:
Mechanismen in het overheidsbeleid die zorgen voor een stabieler verloop van de conjunctuur. Voorbeelden zijn uitkeringen en de progressieve belastingen.

Maatschappelijke geldhoeveelheid:
Al het chartale en girale geld in handen van alle Nederlandse inwoners. Het geld dat in kas zit van de banken telt niet mee.

Omloopsnelheid van geld:
Het aantal keer dat het geld van eigenaar wisselt in een periode.

Verkeersvergelijking van Fisher:
De vergelijking waarmee de invloed van het geld op de economie op de korte en lange termijn kan worden onderzocht. M × V = P × Y

Neutraliteit van geld:
Op de lange termijn heeft het geld (M) geen invloed op de groei van de economie, omdat op de lange termijn de groei van de economie bepaald wordt door de groei van de productiecapaciteit. Dus als M stijgt, stijgt de inflatie.

     
 

gratis! examentraining

eindexamenpagina.nl

 
       
   
       
 

disclaimer & contact

home