Extern effect:
Onbedoelde
bijwerking van productie of consumptie die door anderen dan de
veroorzaker worden ervaren.
Negatieve
extern effect:
Nadelige onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die door
anderen dan de veroorzaker worden ervaren.
Positieve extern effect:
Voordelig onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die door
anderen dan de veroorzaker worden ervaren.
Maatschappelijke
opbrengsten:
De
voordelen die de samenleving heeft van productie. Bijvoorbeeld:
productie van goederen en diensten zorgt voor werkgelegenheid en
welvaart.
Maatschappelijke
kosten:
Kosten van milieuvervuiling die niet door de vervuiler wordt betaald
maar door iedereen via het betalen van belastingen.
Profijtbeginsel:
Je moet aan de overheid betalen als je gebruik maakt van goederen of
diensten die de overheid levert.
Prijselasticiteit
van de vraag:
De procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid als gevolg van
een procentuele verandering van de prijs.
Prijselastische
vraag:
De vraag reageert erg sterk op een verandering van de prijs.
Prijsinelastische
vraag:
De vraag reageert amper op een verandering van de prijs.
Normale
goederen:
Een product of dienst waarvan de gevraagde hoeveelheid stijgt als het
inkomen toeneemt.
Primair
goederen (noodzakelijk goederen):
Een product of dienst waarvan de gevraagde hoeveelheid minder dan
evenredig stijgt als het inkomen stijgt.
Luxe
goederen:
Een product of dienst waarvan de
gevraagde hoeveelheid meer dan evenredig stijgt als het inkomen
toeneemt.
Inferieure goederen:
Een
product of dienst waarvan de gevraagde hoeveelheid daalt als het
inkomen toeneemt.
Inkomenselasticiteit van de vraag:
De procentuele
verandering van de gevraagde hoeveelheid als gevolg van een procentuele
verandering van het inkomen. |