Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven module 4

antwoorden

 
       
   
       
 

terug naar module 4

terug naar modules

 
     
 

Praktische Economie
Module 4: Nu en later havo
Begrippen hoofdstuk 3: Ondernemingen in de tijd

 
     
 

Activa:
Alle bezittingen van een onderneming.

Afschrijving:
De kosten van waardevermindering van machines.

Balans:
Een overzicht op een bepaald moment van bezittingen en schulden van een bedrijf op een bepaald moment.

Bedrijfsresultaat:
Het registreren van de kosten, opbrengsten, bezittingen en schulden van een bedrijf.

Boekjaar:
Een boekjaar is de periode waarover een resultatenrekening loopt.

Crediteuren:
Crediteuren zijn alle openstaande rekeningen van een onderneming of organisatie die nog betaald moeten worden. Een crediteur is een schuldeiser die je nog moet betalen.

Creditzijde:
De rechterkant van de balans waarop het eigen vermogen en het vreemd vermogen van een bedrijf staan. Aan de creditzijde staat dus vermeld hoe de onderneming zijn bezittingen heeft betaald.

Debetzijde:
De linkerkant van de balans waarop de bezettingen van een bedrijf staan.

Debiteuren:
Dit zijn openstaande rekeningen van reeds geleverde goederen die nog niet zijn betaald. Een debiteur is iemand die jou nog moet betalen.

Dividend:
De winstuitkering op aandelen.

Eigen vermogen:
Het geld dat door de ondernemer(s) zelf in de onderneming is ingebracht.

Kamer van Koophandel:
De organisatie waar alle bedrijven ingeschreven moeten staan.

Liquide middelen:
Het kas(geld) en het geld op de bank van een bedrijf.

Passiva:
In de economie zijn passiva de bronnen waarmee een onderneming gefinancierd is, in feite al het geld dat in de onderneming geïnvesteerd is.

Productiviteit:
De opbrengsten van een bepaalde combinatie van productiefactoren.

Resultatenrekening:
Een overzicht van alle kosten en opbrengsten in een onderneming. Een andere naam is: Verlies- en winstrekening genoemd.

Totaal vermogen:
Eigen vermogen + vreemd vermogen.

Vaste activa:
Bezittingen van een bedrijf die meer dan één jaar meegaan. Hier kun je denken aan gebouwen, inventaris en machines. Ook wel vaste kapitaalgoederen genoemd.

Verdiencapaciteit van een onderneming:
De maximale winst die een bedrijf kan behalen.

Vlottende activa:
Productiemiddelen die korter dan één jaar meegaan of snel zijn om te zetten in geld. Bijvoorbeeld de voorraad goederen in een onderneming.

Vreemd vermogen:
Dit is vermogen dat door anderen dan de eigenaren in de onderneming is gebracht. Al het geleende geld is vreemd vermogen.

 
     
 

gratis! examentraining

eindexamenpagina.nl

 
       
   
       
 

disclaimer & contact

home