|
Budget:
Wat je te besteden hebt. Je kijkt naar je inkomsten en uitgaven.
Begroting:
Een overzicht van de te verwachten inkomsten en uitgaven voor een
bepaalde periode.
Vaste kosten (constante kosten):
Kosten die steeds terugkomen en meestal even hoog zijn.
Bijvoorbeeld: huur, abonnement.
Variabele kosten:
Kosten die wisselen. Bijvoorbeeld kleding kopen of vakantie.
Nibud:
Nationaal instituut voor budgetvoorlichting. Het nibud geeft tips en
adviezen hoe je kunt rondkomen met je geld.
Budgetteren:
Het maken van een begroting. Hierbij hou je rekening met je
inkomsten en uitgaven.
Budgetlijn:
Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee
bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget.
Koopkracht:
Het aantal goederen en diensten dat je met je inkomen kunt kopen.
Inflatie:
Stijging van de prijzen. Je koopkracht daalt.
Deflatie:
Daling van de prijzen. Je koopkracht stijgt.
Centraal bureau voor de de statistiek (CBS):
Het Centraal Bureau voor de Statistiek is in Nederland de instantie
waar de verzameling en publicatie van de statistieken voor de
overheid en bedrijfsleven worden gedaan. |
|