Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven schaarste en ruil

antwoorden

 
   
 

terug naar schaarste en ruil

terug naar leswijs

 
     
 

Leswijs havo / vwo
Schaarste en ruil
Begrippen paragraaf 3: Ruil

 
     
 

Directe ruil (ruil in natura):
Goederen (of diensten) ruilen voor goederen (of diensten). Bij directe ruil gebruik je geen geld.

Indirecte ruil:
Ruil waarbij je wel geld gebruikt.

Ruilverhouding:
De waarde van het ene middel uitgedrukt in het aantal stuks van het andere middel.

Wederzijds voordeel:
Situatie waarbij alle betrokkenen bij een ruil voordeel hebben.

Transactiekosten:
Kosten die je maakt tijdens het ruilen of handelen. Voorbeelden: transportkosten, onderhandelingskosten, verzendkosten.

Concurrentiepositie:
De mogelijkheid om concurrenten beter af te zijn met de prijs en/of kwaliteit van een product.

Arbeidsdeling:
Het verdelen van het werk over verschillende personen. Doel is een hogere arbeidsproductiviteit. Omdat iedereen een eigen taak heeft kan er sneller en meer productie plaatsvinden.

Interne arbeidsverdeling:
De arbeidsverdeling binnen een onderneming

Externe arbeidsverdeling:
De arbeidsverdeling tussen ondernemingen

Internationale arbeidsverdeling (geografische arbeidsverdeling):
Arbeidsverdeling tussen landen

Specialisatie:
Toeleggen op de productie van bepaalde goederen en diensten.

Arbeidsproductiviteit:
De productie per werknemer per periode.

     
 

gratis! examentraining

eindexamenpagina.nl

 
   
 

disclaimer & contact

home