|
Directe ruil (ruil in natura):
Goederen (of diensten) ruilen voor goederen (of diensten). Bij
directe ruil gebruik je geen geld.
Indirecte ruil:
Ruil waarbij je wel geld gebruikt.
Ruilverhouding:
De waarde van het ene middel uitgedrukt in het aantal stuks van het
andere middel.
Wederzijds voordeel:
Situatie waarbij alle betrokkenen bij een ruil voordeel hebben.
Transactiekosten:
Kosten die je maakt tijdens het ruilen of handelen. Voorbeelden:
transportkosten, onderhandelingskosten, verzendkosten.
Concurrentiepositie:
De mogelijkheid om concurrenten beter af te zijn met de prijs en/of
kwaliteit van een product.
Arbeidsdeling:
Het verdelen van het werk over verschillende personen. Doel is een
hogere arbeidsproductiviteit. Omdat iedereen een eigen taak heeft
kan er sneller en meer productie plaatsvinden.
Interne arbeidsverdeling:
De arbeidsverdeling binnen een onderneming
Externe arbeidsverdeling:
De arbeidsverdeling tussen ondernemingen
Internationale arbeidsverdeling (geografische arbeidsverdeling):
Arbeidsverdeling tussen landen
Specialisatie:
Toeleggen op de productie van bepaalde goederen en diensten.
Arbeidsproductiviteit:
De productie per werknemer per periode. |
|