|
Absoluut productievoordeel:
Als de kosten voor het maken van een bepaald product lager zijn dan
die in andere landen.
Arbeid:
Alle lichamelijke en geestelijke inspanning van mensen om mee te
produceren. De beloning voor arbeid is loon.
Arbeidsdeling:
Het verdelen van het werk over verschillende personen. Doel is een
hogere arbeidsproductiviteit. Omdat iedereen een eigen taak heeft
kan er sneller en meer productie plaatsvinden. Zo heb je in een
supermarkt allerlei verschillende taken en beroepen: caissières,
slager, bakker, vakkenvullers, emballagemedewerker en
bedrijfsleider.
Arbeidsproductiviteit:
De productie per werknemer per periode. De arbeidsproductiviteit
gaat omhoog als dezelfde hoeveelheid producten in minder arbeidsuren
kan worden gemaakt. Of als met dezelfde hoeveelheid arbeidsuren een
grotere productie kan worden gerealiseerd. Dit kan door betere
scholing van de arbeiders of door betere machines.
Autarkie:
Autarkie is het economisch streven zo min mogelijk afhankelijk te
zijn van anderen. Zelfverzorging of zelfvoorziening zijn synoniemen
voor autarkie.
Comparatief productievoordeel:
Comparatief voordeel houdt in dat een land een bepaald product
relatief goedkoper kan produceren dan een handelspartner in
vergelijking met andere producten, zelfs wanneer één speler alles
voordeliger kan produceren dan de andere speler. Het comparatieve
voordeel geeft aan waarom het in de internationale economie
voordelig kan zijn om handel met elkaar te drijven.
Consument:
Persoon die goederen en diensten koopt om zijn of haar behoeften te
bevredigen.
Consumptie:
Het kopen van goederen en diensten om in je behoeften te voorzien.
Eigendomsrechten:
De rechten die een eigenaar van een middel heeft.
Heffing:
Een betaling die door de overheid is opgelegd.
Intellectueel eigendomsrecht:
Intellectuele eigendom is een verzamelnaam voor een aantal rechten
die terug kunnen worden gevonden in verschillende nationale en
internationale wetten. Onder intellectuele eigendomsrechten
exclusieve rechten van rechthebbenden op een voortbrengsel van de
menselijke geest verstaan.
Organisatie:
Een organisatie is een doelgerichte samenbundeling van kennis,
vaardigheden en kracht tussen meerdere personen die middelen en
activiteiten aanwenden om te voorzien in de behoefte aan producten.
Organisatievorm:
De wijze waarop een samenwerkingsverband is georganiseerd.
Patent:
Een patent is een exclusief recht tot het industrieel maken of
verkopen van een product of anderszins het exploiteren van een
uitvinding.
Producent:
Het maken van goederen en diensten met behulp van productiefactoren
door een bedrijf, persoon of de overheid.
Productie:
De omzetting van de productiefactoren (natuur, arbeid, kapitaal en
ondernemersactiviteit) in goederen of diensten.
Ruil:
Het uitwisselen van middelen.
Ruilverhouding:
De waarde van het ene middel uitgedrukt in het aantal stuks van het
andere middel.
Specialisatie:
Specialisatie is het zich toeleggen op iets specifieks. Dit kan op
verschillende gebieden. Met de industriële revolutie is in de
economie een vergaande arbeidsdeling doorgevoerd. Een specifiek
beroep wordt ook wel een specialisatie genoemd.
Transactiekosten:
Kosten die je maakt tijdens het ruilen of handelen. Voorbeelden:
transportkosten, onderhandelingskosten, verzendkosten.
Wederzijds voordeel:
Situatie waarbij alle betrokkenen bij een ruil voordeel hebben. |
|