|
HOOFDSTUK 1: Voor niks gaat de zon op
• Behoeften: wensen die je stelt over wat je wilt hebben
• Middelen: om je behoeften te bevredigen zijn er middelen. Een
middel is dus een product of dienst die in je behoefte kan voorzien
• Schaarste: Als er te weinig middelen zijn om aan de behoeften te
voldoen.
De behoeften van een mens zijn onbegrensd, maar de middelen zijn
beperkt waardoor er schaarste ontstaat. Als er schaarste ontstaat,
dan ben je genoodzaakt om keuzes te gaan maken.
Voorbeeld: Als je 10 euro hebt (middel) en je ziet een broek hangen
van 10 euro (behoefte) en een shirt hangen ook van 10 euro
(behoefte), dan ontstaat er schaarste omdat je niet genoeg middelen
hebt om je behoeften waar te maken. Hierdoor ontstaat schaarste,
waarmee je dus een keuze zal moeten maken tussen de broek of het
shirt.
• Aanwendingsrichting: manier waarop een middel wordt ingezet
• Baten: opbrengsten
• Alternatief aanwendbaar: dezelfde middelen kunnen vaak
verschillende behoeftes bevredigen. Voorbeeld: met een bakfiets kun
je brood halen bij de bakker en je kunt er je kinderen mee
naar school brengen.
• Budget: alle middelen bij elkaar die iemand heeft
• Formule: Budget = (prijs goed 1 x aantal goed 1) + (prijs
goed 2 x aantal goed 2)
• Budgetlijn: Is een lijn in een grafiek waarbij je kunt zien
welke productcombinaties je nog kan aanschaffen.
Hieronder is een plaatje hoe een budgetlijn eruit ziet. Een
budgetlijn geeft dus weer wat je allemaal kunt kopen met een bepaald
budget. Neem nu dat het budget 12 euro is (groene lijn):
Blauwe lijn: 8 blikjes + 4 broodjes
Oranje lijn: 4 blikjes + 2 broodjes
Rode lijn: 6 blikjes + 6 broodjes
Roze lijn: 10 blikjes + 8 broodjes
Je budget is maar 12 euro. Alles wat op de Groene lijn ligt of er
nog links van, dat kun je dus kopen (Blauwe, Rode en Oranje lijn) De
productencombinatie van de roze lijn kun je dus niet kopen omdat het
rechts van de lijn ligt.
|
|