|
Hoofdstuk 1: De conjunctuurbeweging
De bestedingen die gedaan worden bij bedrijven zijn afkomstig
van gezinnen, van andere bedrijven, van de overheid en van het
buitenland.
Als de totale bestedingen kleiner zijn dan de productiecapaciteit is
er sprake van onderbesteding. Bij onderbesteding oftewel
laagconjunctuur, geven de gezinnen, bedrijven, overheid en het
buitenland minder geld uit dan normaal (onder de trend), waardoor er
werkloosheid ontstaat (door daling v/d bestedingen) terwijl er
genoeg arbeidsaanbod is.
Door de onderbesteding ontstaat conjuncturele werkloosheid
en die ontstaat weer door het teruglopen van de vraag naar goederen
of diensten. Maar als de bestedingen toenemen, zullen de bedrijven
meer producten verkopen en meer mensen in dienst nemen, hierdoor zal
de conjuncturele werkloosheid afnemen.
Bij overbesteding oftewel hoogconjunctuur, wordt er
meer besteed/gekocht dan de bedrijven kunnen produceren, hierdoor
ontstaat er een tekort aan goederen, de prijzen zullen stijgen en
heeft inflatie tot gevolg. De bedrijven zullen proberen hun
productiecapaciteit uit te breiden, ze willen meer werknemers in
dienst nemen en de vraag naar personeel neemt toe waardoor de
lonen stijgen.
De effectieve vraag = totale bestedingen worden ook wel het
nationaal product of nationaal inkomen genoemd. Door economisch
herstel neemt het nationaal product toe, omdat er meer wordt
besteed. Doordat er meer wordt besteed kan overbesteding ontstaan.
Dit komt door de hogere beloningen die wordt ontvangen voor de inzet
van de productiefactoren. Als het nationaal product daalt, is er
sprake van een krimp en doet zich een recessie voor.
|
|