Economiepagina.com

 
  Economie leren en oefenen doe je op economiepagina.com: uitleg, oefentoetsen en alle examens!  
     
     
     
 

oefenopgaven conjunctuur

antwoorden

 
       
   
       
 

terug naar conjunctuur

terug naar lesbrieven

 
     
 

Lesbrieven LWEO
Lesbrief Conjunctuur havo
Samenvatting Conjunctuur deel 1

 
     
 

HOOFDSTUK 1: Conjunctuurschommelingen

De bestedingen die gedaan worden bij bedrijven zijn afkomstig van gezinnen, van andere bedrijven, van de overheid en van het buitenland.

Als de totale bestedingen kleiner zijn dan de productiecapaciteit is er sprake van onderbesteding. Bij onderbesteding oftewel laagconjunctuur, geven de gezinnen, bedrijven, overheid en het buitenland minder geld uit dan normaal (onder de trend), waardoor er werkloosheid ontstaat (door daling v/d bestedingen) terwijl er genoeg arbeidsaanbod is.

Door de onderbesteding ontstaat conjuncturele werkloosheid en die ontstaat weer door het teruglopen van de vraag naar goederen of diensten. Maar als de bestedingen toenemen, zullen de bedrijven meer producten verkopen en meer mensen in dienst nemen, hierdoor zal de conjuncturele werkloosheid afnemen.

Bij overbesteding oftewel hoogconjunctuur, wordt er meer besteed/gekocht dan de bedrijven kunnen produceren, hierdoor ontstaat er een tekort aan goederen, de prijzen zullen stijgen en heeft inflatie tot gevolg. De bedrijven zullen proberen hun productiecapaciteit uit te breiden, ze willen meer werknemers in dienst nemen en de vraag naar personeel neemt toe waardoor de lonen stijgen.

De effectieve vraag = totale bestedingen worden ook wel het nationaal product of nationaal inkomen genoemd. Door economisch herstel neemt het nationaal product toe, omdat er meer wordt besteed. Doordat er meer wordt besteed kan overbesteding ontstaan. Dit komt door de hogere beloningen die wordt ontvangen voor de inzet van de productiefactoren. Als het nationaal product daalt, is er sprake van een krimp en doet zich een recessie voor.

Drie conjuncturele situaties:



Onderbesteding: De bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit toelaat. Er wordt minder gevraagd dan er geproduceerd kan worden (effectieve vraag < productiecapaciteit). Onderbesteding = laagconjunctuur, leidt tot conjuncturele werkloosheid.
Bestedingsevenwicht: De bestedingen zijn even hoog als de productiecapaciteit (effectieve vraag = productiecapaciteit)
Overbesteding: De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit. De productie kan niet aan de vraag voldoen (effectieve vraag > productiecapaciteit) Overbesteding= hoogconjunctuur, leidt tot inflatie.